De strijd om het water

De Liemers heeft een uniek rivierenlandschap met een grote rijkdom aan unieke natuur. Het is de ecologische kraamkamer van de delta. Het gebied ligt bezaaid met voetstappen van prominente figuren uit de Nederlandse geschiedenis, waaronder de Oranjeprinsen Maurits en Frederik Hendrik. 

De verdeling van het water tussen de Rijntakken had invloed op een groot gedeelte van Nederland. Er werden regelwerken aangelegd om de waterverdeling zodanig te beheersen dat men droge voeten zou behouden. Vandaar dat de Liemers een waterstaatkundig sleutelgebied was en nu nog steeds is. Want de regelwerken zorgen voor waterverdeling en voor waterveiligheid in onder meer het Westen van het land. Er wordt dan ook van het verleden naar het heden gekeken: hoe ‘streden’ we vroeger tegen het water? En hoe ‘strijden’ we nu tegen het water? Ook wordt er met deze verhaallijn een blik geworpen op de toekomst. Want wat gaat bijvoorbeeld klimaatverandering teweeg brengen.

In de Liemers bevinden zich twee punten die ook wel de kraan van Nederland genoemd kunnen worden: de regelwerken bij Waal-Pannerdensch kanaal en Nederrijn-IJssel bij Westervoort. Een regelwerk is een betonnen constructie met schotten die functioneren als een kraan die je meer open en dicht kunt draaien. Deze punten zijn voor de huidige Nederlandse waterverdeling van cruciaal belang. Daarbij gaat het niet alleen om de hoogwaterveiligheid maar ook om de bevaarbaarheid van de rivier en de beschikbaarheid van voldoende zoet water. 

Bij het Pannerdensch kanaal wordt vanaf de Rijn de (zoet)watertoevoer naar het westelijke deel van Nederland gereguleerd. Dit is niet alleen belangrijk voor de waterveiligheid, maar ook voor het tegengaan van verdroging en verzilting in het westen. Bij Westervoort splitsen de rivieren Nederrijn en IJssel zich. Het regelwerk hier speelt een belangrijke rol bij de waterverdeling over beide rivieren en het op orde houden van de waterstand. Door middel van het al dan niet plaatsen van schotten wordt de afgesproken waterverdeling van 2/3 naar de Nederrijn en 1/3 naar de IJssel gehandhaafd. 

Het principe om het water te sturen is al eeuwen oud en tegelijk nog steeds heel actueel. Het reguleren van het water voor Nederland vindt plaats in het stroomgebied van de Rijn. 

Tegen het einde van de 18e eeuw was de monding van het Pannerdensch Kanaal (gerealiseerd in 1707) breder geworden. Dat verbeterde de doorvaarbaarheid en zorgde ervoor dat er meer water beschikbaar was voor het onder water laten lopen van het gebied. Maar deze verbreding zorgde er ook voor dat de waterhuishouding in het hele land flink uit balans werd gebracht. Er kwam al snel te veel water uit de Boven-Rijn in het kanaal terecht. Ook verzandde de bovenmonding van de IJssel, waardoor de Nederrijn veel grote hoeveelheden water te verwerken kreeg. Dit zorgde voor een toenemend gevaar voor dijkbreuken. 

Verdeeldheid tussen de gewesten voorkwam dat men gezamenlijk aan de slag ging bij Lobith, Herwen en Pannerden. Hier in dit gebied van de bovenrivieren (te weten: de Rijn, Pannerdensch Kanaal, Waal en IJssel) lag de oplossing. Frederik de Grote, de koning van Pruisen maakte zich zorgen over de dijken van zijn gebieden in de Duffelt en de Liemers. Eind 1769 was er een grote dijkdoorbraak bij Huissen, grondgebied van Pruisen waardoor de Betuwe, Tieler en Culemborger waarden vol stroomden met water. Daardoor kwamen ook Utrecht en Holland in gevaar. Frederik de Grote greep deze dijkbreuk aan om de Nederlandse gewesten tot actie aan te zetten. Hij dreigde zijn dijk in Huissen niet te herstellen zolang de Gelderse dijken bij het intussen verzwolgen Herwen niet zouden worden gerepareerd. 

In april 1771 gingen de gewesten Holland, Gelderland en Pruisen in gesprek over de aanpak van de waterverdeling tussen de Rijntakken. Tijdens deze conferentie in Arnhem werd een verdrag getekend waarin de nu nog geldende waterafvoerverdeling is afgesproken. Ze legden een pakket van enorme ingrepen vast. De eerste stap was de aanleg van een reusachtige dijk bij Herwen om het oprukken van de Waal naar de Oude Rijn te stoppen. Die megadijk heeft het westen van Nederland gered. Daarnaast werd een reeks maatregelen getroffen om de waterverdeling in balans te brengen zoals de aanleg van het Bijlandsch Kanaal (1775) en de Hoofddam bij Pannerden (1784). Deze voorzieningen moesten ervoor zorgen dat 6/9 deel van het Rijnwater afstroomde via de Waal en 3/9 via het Pannerdensch Kanaal. Van die 3/9 vloeide 1/9 deel naar de IJssel; de rest stroomde richting de Nederrijn en Lek. Hiermee waren de Lekdijken die het economische en bestuurlijke hart van het land beschermden structureel ontlast. 

Om de vaste verdeling ook in de toekomst te handhaven werd eind jaren vijftig van de vorige eeuw de overlaat bij Pannerden aangelegd. Hierbij werd een deel van het dorp Pannerden teruggegeven aan de rivier. In 2014 bouwde Rijkswaterstaat een nieuw regelwerk bij Pannerden dat instelbaar is en bij hoogwater de afvoerverdeling van het water tussen de twee riviertakken kan sturen. Eigenlijk is het werk rond de waterverdeling nooit af doordat de rivier steeds weer voor nieuwe verrassingen zorgt.